Ze bouwen duinen in de waterbak in het park. De eerste vier groepjes bouwen vier duinen naast elkaar. Ze zijn natuurlijk niet gek, stoppen er steentjes in, schelpen, … en sommigen bedekken het duin met gras. Net echt. Hoewel ze er eigenlijk niet op rekenen dat dat echt gaat helpen. Het gaat om de wortels van het stevige helmgras. Of naaldbomen! Nog beter… (ja ja, ze hebben al een hoop geleerd). Ze planten er wat eikentakjes in (je hoeft niet meer bang te zijn voor processierupsen, weet een meisje; die zijn al uitgevlogen…)
Pompen maar! Ze houden het. Maar dit is geen stormvloed. Ze legen een paar emmers water. En dan gaat het mis. Precies in het midden, tussen twee zorgvuldig gebouwde duinen, breekt het water door. En ze weten het meteen: ze hadden die duinen beter aan elkaar moeten voegen. Jammer….
De tweede serie groepjes gaat wat grover te werk. Veel stenen tussen het zand, Ties is niet bang om vies te worden en levert handen vol lekker nat plakzand. Ze houden de duinen goed gescheiden, totdat iemand bedenkt, dat dat toch niet slim is. “Samenwerken!” wordt er gebruld. “Eén grote duin!” En dat doen ze. Kom maar op met je stormvloed. Het lukt! Het water stroomt over de zijranden de bak uit, maar het duin houdt. Totdat de stormvloed nog heviger begint te worden en het duin aan beide kanten doorbreekt. De ramp is niet meer te overzien.
“Blij dat ik niet achter dat duin woon.” merkt een jongetje op…
En dan begint het ineens echt te stortregenen. Nederland Waterland. Jazeker, we weten er alles van!